Synoniemen: dresseren, kweken, opleiden, opvoeden
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɣrodbrɛŋ/ |
---|
Afbreking | groot·bren·gen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) breng groot | (ik) bracht groot |
(jij) brengt groot | (jij) bracht groot |
(hij) brengt groot | (hij) bracht groot |
(wij) brengen groot | (wij) brachten groot |
(jullie) brengen groot | (jullie) brachten groot |
(gij) brengt groot | (gij) bracht groot |
(zij) brengen groot | (zij) brachten groot |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) grootbrenge | (dat ik) grootbrachte |
(dat jij) grootbrenge | (dat jij) grootbrachte |
(dat hij) grootbrenge | (dat hij) grootbrachte |
(dat wij) grootbrengen | (dat wij) grootbrachten |
(dat jullie) grootbrengen | (dat jullie) grootbrachten |
(dat gij) grootbrenget | (dat gij) grootbrachtet |
(dat zij) grootbrengen | (dat zij) grootbrachten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
breng groot | brengt groot |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
grootbrengend, grootbrengende | (hebben) grootgebracht |